JACQUES BREL, SLAAF VAN HET SPEKTAKEL
"Niet de duur van je leven, wel de intensiteit ervan is wat telt"
('Brel Parle', interview met de RTBF in 1971)
Le Grand Jacques, groot in gestalte, groots in talent en ongetwijfeld de meest explosieve persoonlijkheid van het Franse chanson, ziet op 8 april 1929 het levenslicht in de Brusselse gemeente Schaarbeek. Zijn vader had zijn eigen verpakkingsfabriek. Hij en zijn 6 jaar oudere broer Pierre worden streng opgevoed; het katholieke college en de scouts kunnen hem echter maar weinig boeien. Op 16-jarige leeftijd richt hij een theatergezelschap op met een paar vrienden en begint hij zelf stukken te schrijven. Als hij 18 jaar is, en een rist mislukkingen op school rijker, besluit zijn vader om hem in het familiebedrijf in te wijden.
Vanaf 1952 begint hij dan liedjes te schrijven, die hij zingt voor zijn van familie of op avonden in de Brusselse cabarets, maar zijn sterke woordgebruik en zijn woeste manier van zingen vallen niet bepaald in goede aarde bij zijn omgeving, waar hij dan ook op de nodige tegenkanting stuit. Zijn familie tracht, tevergeefs, hem van zijn ambitie af te brengen. Hij volhardt. Op 1 juni 1953 krijgt hij een telefoontje van Jacques Canetti. Hij verlaat onze hoofdstad en trekt in z'n eentje naar Parijs. Zijn familie knipt niet alle banden door, maar laat hem wel zijn eigen boontjes doppen. Ondertussen houden ze wel een plaatsje voor hem vrij in het familiebedrijf.
In 1956 ontmoet hij pianist François Rauber, die zijn vaste begeleider wordt. Nog datzelfde jaar heeft hij met 'Quand on n'a que l'amour' zijn eerste hitje beet. Stukje bij beetje vindt Brel zijn stijl en publiek, en eindelijk kent hij succes tijdens zijn gala's. Eind 1958 gooit hij hoge ogen als voorprogramma in l'Olympia. Het jaar erna staat hij als hoofdact in Bobino, waar hij zijn wereldhit 'Ne me quitte pas' voor het eerst ten berde brengt, speciaal voor actrice Suzanne Gabriello, en 'La valse à mille temps'. Op 6 maart 1962 neemt hij 'Le Plat Pays' op, een ode aan Vlaanderen. In oktober 1962 richt hij zijn eigen muziekuitgeverij Arlequin op, die zes maanden later wordt omgedoopt tot les Éditions Pouchenel (of poesjenel in het Brussels). In 1963 maakt hij 'Les Vieux', een liedje over zijn ouders. Wanneer zijn vader sterft en ook zijn moeder snel daarna het leven laat, gaat Brel de steeds dramatischere toer op, met nummers zoals 'La Fanette', 'Au Suivant' of 'Amsterdam' uit 1964. In 1966, Brel is dan op zijn hoogtepunt, brengt hij zijn nieuwe album 'Ces gens-là' uit, dat naast die typerende homonieme stijl ook een aantal nummers bevat die zouden uitgroeien tot onmiskenbare klassiekers in zijn oeuvre: 'Jef', 'La Chanson de Jacky', 'Le Tango funèbre', 'Fernand', 'Mathilde'... Nog datzelfde jaar, hij is dan 37, beslist Jacques Brel om even uit de schijnwerpers te treden. In oktober 1968 voert hij in de Koninklijke Muntschouwberg zijn Franstalige versie op van 'L'homme de la Mancha'.
In 1971 krijgt Jacques Brel een rol in 'L'aventure c'est l'aventure', een film van Claude Lelouch. Andere namen in de cast zijn Lino Venturo, Aldo Maccione, Charles Gérard en Charles Denner.
Als hij in 1974 te horen krijgt dat hij kanker heeft, besluit hij om zich terug te trekken op de Marquesaseilanden. In 1977, en ondanks zijn ziekte, keert hij terug naar Parijs om zijn elpee 'Les Marquises' op te nemen, die uitkomt op 17 november. Nog voor de plaat in de rekken ligt, zijn er al een miljoen exemplaren van besteld, een record. In het eerste uur dat ze in de handel verkrijgbaar is, worden er maar liefst 300.000 stuks van verkocht. Jacques Brel overlijdt op 9 oktober 1978, op 49-jarige leeftijd. Zelden is een zanger erin geslaagd zijn woede en passie zo eerlijk en oprecht over te brengen als Jacques Brel.
ليست هناك تعليقات:
إرسال تعليق